Het sneeuwwitte kassabonnetje dartelt over de stoep. De man loopt er achteraan. Maar net op het moment dat hij het bonnetje wil oprapen, doet de wind haar werk. En daarna nog eens. Floep! Als was het dat weggetrokken portemonneetje aan een visdraadje uit je jeugd. En weer. Hup, weg. De bon fladdert door de lucht. De man roept z’n reçu na.
‘Hé! Kom op, zeg!’
Hij kijkt om zich heen. Richting de ingang van de naastgelegen verfwinkel waar hij vandaan kwam. Misschien dat hij daar wel een nieuw aanschafbewijs kan ophalen. Hij twijfelt. Nee, toch maar niet.
Zijn blik draait naar de overkant van de weg. Om precies te zijn: daar waar ik loop. Hij weet nu dat hij niet de enige is die dit witte betaalpamfletje door de lucht heeft zien tuimelen. Hij vindt mijn blik. Hij lacht. Ik ook. Ik maak contact. ‘Lekker eigenwijs bonnetje!’
Hij kijkt verbouwereerd. Hij lijkt het opgegeven te hebben. ‘Ja, maar ik doe even niets meer, ik ga er niet achteraan.’ De man staat veilig op de stoep en wijst zijn buitelende bonnetje na. ‘Ik wil graag ongeschonden thuis komen. Ik neem geen risico. Het leven is maar zo kort.’
Het bonnetje zwiert de drukke rondweg over. Aan de overkant van de weg blijft het liggen. Pal naast de krappe T-splitsing. In de luwte van een beukenhaagje, op de ietwat natte grond. Zo, die gaat vrijwel zeker nergens meer naartoe. Ik loop erheen. De man doet hetzelfde. Hij heeft zijn elektrische fiets intussen van het slot gehaald. Hij kijkt goed naar links en naar rechts. Hij steekt over. Kaarsrecht richting het bonnetje.
Hij signaleert de zware fototas op mijn rug. ‘Zo. Aan de wandel?’ Ik leg hem uit dat ik op weg ben naar een opdrachtgever die ik moet interviewen en fotograferen. ‘Aha! Werk je voor de krant?’ Ik knik instemmend. ‘Ja, ik schrijf voor Nieuwsblad Schaapskooi.’
Hij reageert. ‘Oh ja! Die ken ik. Daar lees ik graag in. Wat kan ik binnenkort van je lezen?’ Ik vertel hem over enkele recente gesprekken. ‘Mooi, dan hou ik dat in de gaten.’
Hij verlegt zijn aandacht weer naar het bonnetje voor het haagje. Die ligt voor hem nu voor het grijpen. Langzaam stuurt hij zijn fiets richting z’n reçu. Hij kijkt naar mij en legt uit. ‘Ik heb blanke lak gehaald. Voor mijn dochter. Mijn schoonzoon is namelijk erg handig en heel secuur.’ Hij mompelt vervolgens wat zijn schoonzoon precies gemaakt heeft, maar de wind neemt zijn woorden mee. Ik hoor het niet.
Hij pakt het bonnetje en stopt het in zijn zak. Hij stapt op zijn fiets en rijdt weg. Snel kijkt hij nog even over zijn schouder.
‘Leuk gesprekje! Tot ziens!’
Ik reageer: ‘Leuk gesprekje, inderdaad! Dankjewel!’
Waar een dwarrelend bonnetje van de lokale verfwinkel al niet toe kan leiden…

(deze column is verschenen in Nieuwsblad Schaapskooi, editie van 18 februari 2025)